In brandende ketenen
met gouden pijlen bestookt
doorheen de muggedansen
Dit ijzig hart smelt niet
Onder mijn schild van bladeren
knarsetandend
trek ik je vleugels uit
kwijlbekkend
knijp ik de vrolijkheid
uit je zielige lichaam
Het Zomermoordlied klinkt
aan de oever van het meer
waarin ik je v©©l te lang onderdompel
En als ik 's avonds aan je bekken kluivend
je naam vergeet
knaagt het van vinnen
Zomer...
Zomerstrijd