Ik liep laatst in IJmuiden langs de drukke havenkant
En zag de visserlui met hun verwaaide koppen
Ze kwamen net van zee en roken voor het eerst weer land
Ze dronken bier en tapten gore moppen
Ik at een zoute haring bij een viskar op de hoek
En staarde naar die uitgelaten klanten
Ze losten kabeljauw in hun gele oliebroek
De meeuwen vlogen op naar alle kanten
Nu heb jij niets gemeen met al die vissers en hun schuit
Toch ging ik ze van dichterbij bekijken
Hun ogen straalden vrijheid, blijheid, schuim en blauwe golven uit
Ik ging ze met jouw ogen vergelijken
Sindsdien weet ik het zeker dat jij vreemd doet, anders bent
Jouw blik kan ik al tijden niet meer lezen
Ik kijk als in een oceaan, bestemming onbekend
Jij bent niet van die onrust te genezen
Hij zal toch niet
't Is toch niet waar
Heeft hij een ander opgedaan
Die vuile schuinsmarcheerder
Hij heeft een ander opgedaan
Hij is ermee in zee gegaan
Waarom zag ik 't verdomme niet veel eerder
Hij zal toch niet
't Is toch niet waar
Heeft hij een ander opgedaan
Die vuile schuinsmarcheerder
Hij heeft een ander opgedaan
Hij is ermee in zee gegaan
Waarom zag ik 't verdomme niet veel eerder
Wie is het waar jij heen zijt, waar je al die tijd verblijft
Wie is het die mijn uitzicht komt verstoren
Wie is het die jou wegvoert en mij zo tot wanhoop drijft
Wie is het waar ik jou aan ben verloren
Wie is het waar jij heen zijt, waar jij al die tijd verblijft
Wie is het die mijn uitzicht komt verstoren
Wie is het die jou wegvoert en mij zo tot wanhoop drijft
Wie is het waar ik jou aan ben verloren
Ik liep laatst in IJmuiden langs de drukke havenkant