Hij had een misdaad op het geweten 
Uit jaloezie en overmoed 
Hij werd tot twintig jaar veroordeeld 
Had voor de helft reeds uitgeboet 
's anchts op zijn harde legerstede 
Vroeg hij zichzelve steeds maar af 
Zal ik het einde ooit beleven 
Van zo'n onmenselijk zware straf 
 refr.: 
Want het mensdom, dat kent geen genade 
Voor hen die eens iets heeft misdaan 
En hij blijft door de duur van zijn leven 
Met de last van zijn misdaan beladen 
 Op zekere dag luiden de klokken 
En marsmuziek drong tot hem door 
De bewaker kwam en sprak: je hebt gratie 
Dus morgen vroeg naar huis toe hoor 
De kroon schonk vele hun genade 
Ook jou schenkt zij thans alles kwijt 
En met de tranen in zijn ogen 
Snikte hij: ik dank u majesteit 
 Want de kroon kende eindelijk genade 
Voor hen die eens iets heeft misdaan 
En hij blijft nu niet meer voor zijn leven 
Met de last van zijn misdaad beladen 
 Eerst ging hij naar zijn vrouw en kinderen 
Maar die ontvangst was ijzerstroef 
Want niemand heeft er graag visite 
Van een ontslagen tuchthuisboef 
Toen ging hij naar zijn stamcafeetje 
Waar hij steeds kwam zo lang gelee 
Maar een voor een lieten zijn vrienden 
Hem met de kastelein alleen 
 refr. 
 Toen vroeg hij om wat schrijfbehoefte 
En snikkend schreef hij: majesteit 
Bij het huwelijk van uw jongste dochter 
Schonk u mij alles, alles kwijt 
Maar niemand die mij nog wil kennen 
En daarom smeek ik koningin 
Ach wees mij nog een keer genadig 
En trek mijn gratie maar weer in 
 refr.